trombose

trombose: 10 praktische tips & nuttige informatie

1

Wat is trombose

Een gezond lichaam reageert op een verwonding met bloedstolling. Dat is nodig om bloedverlies te voorkomen. Wanneer het lichaam bloedstolsels vormt, terwijl er geen aanleiding (geen bloeding) is, dan ontstaat er in het bloedvat een bloedstolsel. Dit wordt trombose genoemd.

Wanneer de bloedstelsels zich in de slagaderen bevinden, noemen we het arteriële trombose (slagadertrombose). Het is een zeer gevaarlijke aandoening, omdat het een herseninfarct of hartinfarct kan veroorzaken. In de meeste gevallen gaat het om veneuze trombose (adertrombose). De bloedstolsels bevinden zich in de aderen die het bloed naar het hart stromen. Het is de oorzaak van een trombosebeen of longembolie.

Trombose is de benaming voor de bloedstolling in de (slag)aders. Een dergelijke bloedprop kan zo groot worden dat het de (slag)ader volledig afsluit. Het kan overal in het lichaam gebeuren, ook in een arm of been. Als de stolling in het hart zit, kan het een hartinfarct veroorzaken. Als de trombose in de hersenen zit, kan het leiden tot een herseninfarct en in de longen kan het een longembolie bevorderen. De aanwezigheid van trombose kan dus levensbedreigend zijn.

Een trombose ontstaat niet zomaar. Het kan aan de kwaliteit van het bloedvat liggen. Aderverkalking is een goed voorbeeld. Roken, een hoog cholesterolgehalte en een hoge bloeddruk zijn ook de bekende boosdoeners. Een trombosebeen ontstaat door een trage bloedstroom. Het komt regelmatig voor na een operatie of bij langdurige bedrust. Een teveel aan bloedcellen of een tekort aan bepaalde remmers kunnen de samenstelling van het bloed wijzigen, waardoor zich stolsels kunnen vormen. In sommige families komt trombose vaker voor, maar er hoeft geen erfelijke voorgeschiedenis te zijn.

Veneuze trombose

Er zijn drie soorten bloedvaten: slagaders, aders en haarvaten. De haarvaten zijn de kleinste bloedvaten, maar ze nemen 98% van alle bloedvaten in het menselijk lichaam voor hun rekening. De grootste slagader is de aorta. Deze begint bij het hart en vertakt zich in een steeds fijner netwerk van kleinere slagaders om het hele lichaam van bloed te voorzien. De kleinste slagaders vertakken zich tot haarvaten die weer samenkomen tot grotere aders die het inmiddels zuurstofarme bloed richting hart laat stromen. Aders hebben ten opzichte van slagaders betrekkelijk dunne wanden. Ze staan ook onder veel minder hoge druk dan de slagaders.

Adertrombose wordt voornamelijk veroorzaakt door stilstaand of zeer traag stromend bloed. Dit maakt het bloed sneller geneigd te doen stollen. Adertrombose treedt meestal in de diepe beenaderen op, zoals in de kleinere aders van het onderbeen en de dij. De stolsels kunnen de bloedsomloop verstoren. Als het stolsel losschiet en het wordt richting het hart meegevoerd, kan het uiteindelijk terechtkomen in de longslagader en uiteindelijk de longen. In dat geval gaat het om een longembolie. Dit kan een levensbedreigende situatie teweegbrengen.

Er zijn verschillende dingen die de risico’s voor adertrombose kunnen vergroten. Langdurig zitten, onbeweeglijkheid, letselschade of een operatie zijn risicofactoren, vooral in combinatie met bedrust en weinig lichaamsbeweging. Operaties aan de heup, het onderbeen, botbreuken en een bevalling zijn bekende veroorzakers van trombose. Wanneer de patiënt overgewicht heeft, is het risico nog eens zo groot.
Adertrombose wordt behandeld met antistollingsmiddelen. Er is een ziekenhuisopname nodig vanwege het loerende gevaar van een embolie.

Arteriële trombose

De slagaders brengen het zuurstofrijke bloed van het hart naar de rest van het lichaam (met uitzondering van de longen). Slagadertrombose gaat meestal gepaard met afzettingen van vettig materiaal op de binnenwand van de slagaders (atherosclerotische plaques). Deze afzettingen vormen zich voornamelijk bij vertakkingen van een slagader. Bloedplaatjes kunnen zich aan de afzetting hechten en zo ontstaat er geleidelijk een groeiend stolsel die op den duur de slagader volledig kan afsluiten. Het stolsel kan ook losschieten. Men noemt dat een embolus. Het embolus kan verderop in het bloedvat alsnog vast gaan zitten. In dat geval zal het bloedvat op die plaats worden afgesloten.

Slagadertrombose wordt behandeld met medicijnen die de kleverigheid van bloedplaatjes tegen gaan of een antistollingsmiddel. Er kunnen ook medicijnen voorgeschreven worden die de gevormde bloedstolsels kunnen afbreken of oplossen. Soms worden de stolsels operatief verwijderd.

Een hoog cholesterolgehalte vormt een groot risico. Het daarom erg belangrijk eens kritisch te kijken naar het voedingspatroon. Er kan een cholesterolverlagend dieet gevolgd worden. Omdat overgewicht ook een risicofactor is, kan het een reden zijn om af te vallen om er vervolgens voor te zorgen dat men het normale gewicht ook daadwerkelijk handhaaft. Regelmatig bewegen is belangrijk voor de bloeddoorstroming. De artsen raden rokers aan ermee te stoppen. Het is één van de belangrijkste, zo niet de belangrijkste, preventieve maatregel om het risico van slagadertrombose te verminderen.

Antistollingsmiddelen

Om verschillende redenen kan de arts antistollingsmiddelen voorschrijven. Het betreft bijvoorbeeld patiënten met een kunsthartklep, hartritmestoornissen, hart- en vaatproblemen, trombosebeen of longembolie en mensen met een verhoogde kans op trombose.

De trombosedienst controleert het bloed tijdens de behandeling met antistollingsmedicijnen. Ze bevatten stollingsremmende stoffen, waardoor het bloed lastiger stolt. Het is belangrijk om te controleren dat het bloed binnen de grenzen van een bepaalde waarde zit, de INR-waarde. INR is de afkorting voor International Normalized Ratio.

Stollingsfactoren worden voornamelijk in de lever aangemaakt. De aanmaak van vitamine K speelt een belangrijke rol daarbij. Antistollingstabletten zorgen ervoor dat door tegenwerking van vitamine K minder stollingsfactoren worden aangemaakt. Wanneer de INR-waarde te hoog is, kan vitamine K worden gebruikt. Vitamine K begint na een aantal uren te werken.

In Nederland wordt vooral gebruik gemaakt van twee soorten antistollingsmiddelen. Acenocoumarol, dat een korte werkingsduur heeft en marcoumar of phenprocoumon, dat een lange werkingsduur heeft. De behandelend arts onderzoekt welk medicijn het beste kan bijdragen tot een stabiele antistollingsbehandeling.

Aspirine is een belangrijk medicijn om de kans op een nieuw hartinfarct met ongeveer twintig procent te verminderen. Patiënten met een hartinfarct of herseninfarct krijgen tegenwoordig standaard aspirine voorgeschreven.

Zelfmeetapparaat INR

Het is per patiënt verschillend hoe lang deze antistollingsmiddelen moet slikken. Na een operatie waarbij antistollingsmedicijnen worden gegeven, kan de behandeling enkele weken duren. Bij een trombosebeen of longembolie kun je eerder denken aan een periode van drie tot zes maanden. Mensen met een kunststofhartklep zitten er hun leven lang aan vast.

Wie langdurig antistollingsmiddelen moet gebruiken, kan thuis zelf de INR meten met een zelfmeetapparaat. Voor informatie en een training kun je hiervoor terecht bij de trombosedienst.

Het zelfmeetapparaat kan voor de patiënt een grotere bewegingsvrijheid geven. Het apparaat is handig mee te nemen naar het buitenland. Via een druppel bloed uit de vinger op een teststrookje kan de patiënt zelf de waarde bepalen. De patiënt wordt geleerd de juiste afnametechniek te beheersen. Het is een training die drie maanden in beslag neemt. Wanneer de patiënt gedurende deze drie maanden heeft bewezen goed met de zelfmeetapparatuur om te kunnen gaan, krijgt hij een certificaat. Het apparaat is overigens niet voor alle patiënten en elke antistollingsbehandeling geschikt.

Soms is de uitslag van de laboratoriumtest niet goed. De waarde ligt niet binnen de vastgestelde streefgrenzen. Er kunnen verschillende verklaringen voor zijn. Het komt vaak voor dat men teveel of te weinig tabletten heeft geslikt. Er kunnen andere medicijnen worden gebruikt die de invloed hebben op de INR. Een ziekte kan de uitslag verstoren.

Gevaar voor de hersenen

Trombose kan in alle (slag)aderen van het lichaam voorkomen. De gevolgen van trombose hebben te maken met de plaats waar het zich bevindt.
Trombose in de slagader in de hersenen kan aanleiding zijn voor een herseninfarct. Een herseninfarct kan ernstige gevolgen hebben op lichamelijk, psychologisch en sociaal gebied. De schade hangt af van de zwaarte van de beroerte en de omvang van de beschadiging, alsmede de plek van de beroerte.

Het herseninfarct kan leiden tot spraakstoornissen, verlammingsverschijnselen en uitval van gezichtsvermogen (meestal aan één kant van het lichaam), concentratieproblemen en vergeetachtigheid, vertraging van het denkproces, stoornissen in gedrag en emoties (depressie, snel geëmotioneerd of boos zijn). Bij (gedeeltelijke) invaliditeit kan de patiënt in de ziektewet raken en sociale contacten verliezen.

Als de patiënt op tijd in het ziekenhuis terecht komt, kan hij of zij tot 4,5 uur na het ontstaan van de klachten met een zogenaamde intraveneuze trombolyse worden behandeld. Het is een stolseloplossend medicijn dat via een infuus wordt gegeven. Ter voorkoming van nieuwe stolselvorming kan de neuroloog aspirine (of andere antistollingsmiddelen) voorschrijven. Lees meer over aspirine en antistollingsmiddelen in tip 4.

Gevaar voor het hart

Trombose in het hart kan veroorzaakt worden door een ongelijkmatige bloedstroom, bijvoorbeeld omdat het hart onregelmatig pompt of niet volledig samentrekt. Er kan een bloedstolsel ontstaan en als deze losschiet en vervolgens op een andere plaats in de (kleinere) bloedvaten vastloopt, is er sprake van een embolie. De arts kan proberen de hartslag met medicijnen weer gelijkmatig te krijgen en/of er worden antistollingsmiddelen voorgeschreven.

Een hartklepafwijking kan vorming van stolsels op de hartklep bevorderen. De arts kan de hartklep vervangen voor een nieuwe. Wanneer deze van kunststof is gemaakt, is er opnieuw kans op de vorming van stolsels. Mensen met een kunsthartklep moeten daarom levenslang antistollingsmiddelen gebruiken. De trombosedienst controleert regelmatig of de middelen in de juiste hoeveelheid worden genomen.

Door een vernauwing in de kransslagaders krijgt de hartspier onvoldoende zuurstof. Wanneer een van de takken van de kransslagader door trombose verstopt raakt, ontstaat er een hartinfarct.  Wanneer de patiënt op tijd het ziekenhuis bereikt, kan de trombose met medicijnen opgelost worden en de schade beperkt worden. Vernauwingen in de kransslagaders kunnen op verschillende manieren behandeld worden. De arts kan de vernauwing in de ader wijder maken met behulp van een ballon (dotteren) of hij kan een bypass maken, een soort omleiding van het bloedvat om de vernauwing heen.

Trombosebeen

Een trombosebeen wordt veroorzaakt door bloedstolsels in de grote, dieper gelegen aders van het lichaam. Men noemt het een diepe veneuze trombose. Het komt vooral voor in de benen en in dat geval wordt het een trombosebeen genoemd.

Roken (bijzonder in combinatie met het gebruik van de anticonceptiepil), overgewicht en weinig lichaamsbeweging geven meer kans op een trombosebeen. Ook een trage bloeddoorstroming, veroorzaakt door langdurige bedrust of een lange vliegreis, geeft een verhoogd risico. Een operatie, ontsteking of botbreuk kan beschadigingen aan de binnenwand van een ader aanrichten. Deze beschadigingen kunnen trombose veroorzaken. Een trombosebeen is een veelvoorkomende klacht bij een zwangerschap of op het kraambed. Erfelijke factoren kunnen ook een rol spelen.

Een trombosebeen herken je aan de volgende klachten. Het (onder)been voelt warm, pijnlijk en stijf aan, is gezwollen en er kan een verkleuring worden waargenomen naar rood-paars. Er kan een complicatie ontstaan waarbij de werking in de aderen blijvend worden verstoord. Het wordt het post-trombotisch syndroom genoemd en het kenmerkt zich met een verdikking (oedeem) van het been. De huid is rood, paars of bruin verkleurd. Het pijnlijke been is erg vatbaar voor verwondingen en infecties.

Het bloedstolsel kan losschieten met het gevolg dat het wordt meegevoerd naar de longen. Wanneer het uiteindelijk in de longen ergens vast gaat zitten, ontstaan benauwdheidklachten. De ademhaling is sneller en pijnlijker dan normaal. Soms wordt slijm of bloed opgehoest. Het zijn de symptomen van een longembolie.

Een trombosebeen wordt behandeld met bloedverdunnende medicijnen. Ze voorkomen dat het stolsel groeit of dat nieuwe stolsels ontstaan. Ze verkleinen de kans op een longembolie. De trombosedienst controleert met regelmaat (meestal elke twee weken)of de hoeveelheid tabletten voldoende werkzaam is door het afnemen van een bloedmonster.

Trombose kun je voorkomen door bij een lange periode van rust (door ziekte, verwonding of operatie) goed te blijven drinken en regelmatig te bewegen. Drink tijdens een lange vlucht geen alcohol en beweeg je benen met kleine oefeningen. Heb je een trombosebeen gehad dan is het verstandig op lange reizen steunkousen te dragen, bij overgewicht af te vallen en te stoppen met roken.

Trombosedienst

Bijna iedere stad en veel dorpen hebben een trombosedienst met een prikpost. In een enkel geval komt de medewerker van de trombosedienst aan huis voor de bloedcontrole. Hiervoor moet een medische indicatie zijn.

De trombosedienst stelt aan de hand van een laboratoriumtest de mate van de bloedstolling vast. Voor de test wordt wat bloed afgenomen. De uitslag en de persoonlijke medische gegevens worden door de arts van de trombosedienst gebruikt om de dosering van de antistollingsmiddelen vast te stellen. Binnen een dag wordt de juiste dosering opgestuurd met een datum wanneer de volgende controle moet plaatsvinden.

De laboratoriumtest wordt gedaan om de INR-waarde te bepalen. De INR-waarde is de waarde om de bloedstollingtijd uit te drukken. De INR-waarde is nodig om de hoeveelheid bloedverdunners te bepalen. De bepaling is precisiewerk. Op een doseerkaart wordt de juiste dosering afgedrukt. Op de kaart staat nauwkeurig aangegeven hoeveel tabletten er genomen moeten worden en op welke dag dat moet gebeuren.

De uitslag van het laboratorium en het verloop van de aandoening is bepalend voor het aantal prikken. De frequentie van de controles kunnen zeer verschillend zijn, bijvoorbeeld één keer in de zes weken of om de week. Soms is het nodig de controle dagelijks te laten doen. De bloedstolling wordt door verschillende factoren beïnvloed, bijvoorbeeld het gebruik van nieuwe medicijnen, ziekte en levensstijl.

De behandelend arts meldt de trombosedienst wanneer een patiënt kan stoppen met een behandeling met antistollingsmiddelen. De behandeling kan van het ene op het andere moment worden gestopt.

Leven met trombose

Wanneer je behandeld wordt met antistollingsmiddelen heeft dat de nodige gevolgen voor je levensstijl. Je voeding heeft invloed op de INR-waarde. Het is belangrijk zo gevarieerd mogelijk te eten. Daarmee houd je de stabiliteit van de antistollingsbehandeling op peil.

Je mag tijdens de behandeling één of twee glazen alcoholische drank per dag gebruiken. Overmatig alcoholgebruik wordt afgeraden, omdat het kan leiden tot beschadiging van de lever. Dit kan de stabiliteit van de antistolling weer beïnvloeden, omdat de stollingsfactoren in de lever worden aangemaakt. Alcohol kan het slijmvlies van de slokdarm of maag beschadigen, waardoor een verhoogde kans op bloedingen ontstaat.

Wanneer je plotseling te maken krijgt met acute ziektetoestanden zoals koorts, diaree, braken of hartfalen, kan dit de antistolling beïnvloeden en schommelingen in de INR-waarde veroorzaken. Het is tijdens ziekte belangrijk de waarde extra vaak te controleren. Meld een ziektetoestand zo spoedig mogelijk bij de trombosedienst. Stress en spanning kunnen de INR-waarde laten stijgen.

Beweging blijft ook tijdens de antistollingsbehandeling goed. Overdrijf het niet en ga niet vanuit weinig beweging ineens grote inspanningen verrichten. Wees voorzichtig en alert tijdens het sporten en neem bij een blessure direct contact op met de huisarts, trombosedienst of de EHBO in het ziekenhuis.

Een antistollingsbehandeling staat een vaccinatie niet in de weg zolang de injectie niet in de spieren wordt gegeven. Een vaccinatie in de spieren kan voor bloedingen zorgen. Wanneer deze vaccinatie nodig is, kan de behandeling hieraan worden aangepast. Raadpleeg op tijd de arts of trombosedienst.

Een operatie of behandeling waarbij bloedingen kunnen ontstaan (bijvoorbeeld het trekken van een kies) kan voor problemen zorgen. Vertel de behandelend arts dat je onder behandeling bent van de trombosedienst. Informeer vooraf bij de trombosedienst wanneer je een dergelijke behandeling moet ondergaan. Zo kan bijvoorbeeld het verwijderen van tandsteen al voor bloedingen zorgen. De trombosedienst kan de dosering op de behandeling aanpassen om risicoÂ’s zo beperkt mogelijk te houden.

Sommige medicijnen die de antistolling beïnvloeden, zijn schadelijk voor het ongeboren kind bij zwangerschap. Wanneer je tijdens de behandeling zwanger raakt of een kinderwens hebt, is het verstandig contact op te nemen met de huisarts, specialist en de arts van de trombosedienst. In de eerste drie maanden van een zwangerschap moet het gebruik van antistollingsmedicijnen worden vermeden.
Lange vluchten vormen een risicofactor voor het optreden van trombose. Het langdurig zitten in een krappe stoel vormt een belemmering van de bloedstroom, een verhoogde stolbaarheid van het bloed en een verminderde afvoer van het bloed in de aders in de benen. Het laatste heeft vooral te maken met de langdurige samendrukking van de ader in de knie. Het lage zuurstofgehalte in de lucht (door de lage luchtdruk) samen met de lage luchtvochtigheid kunnen risicofactoren zijn voor een beperkte vochtinname en dat leidt weer tot een verhoogd risico voor een verhoogde stolbaarheid van het bloed. Je kunt de risicoÂ’s beperken door meer te bewegen aan boord van het vliegtuig. Loop indien mogelijk regelmaat het gangpad door. Drink veel (liefst water), maar vermijdt alcohol. Draag comfortabele, losse kleding en trek tijdens de vliegreis je schoenen uit. Wie antistollingsmedicijnen gebruikt, kan het beste advies vragen aan de arts van de trombosedienst.

Een antistollingsbehandeling kan voor problemen zorgen als je een buitenlandse reis wilt maken. Het is niet alleen de andere taal die een probleem kan worden, er kunnen ook andere testmethodes zijn met andere testeenheden. De verandering van klimaat en het andere eet- en leefpatroon kunnen voor schommelingen in de INR waarde zorgen. Het is belangrijk de trombosedienst van eventuele vakantieplannen in het buitenland te vertellen. Neem je doseerkalender mee en vraag om een vakantiebrief (bij voorkeur in de taal van het land van bestemming). Neem voldoende antistollingsmiddelen mee. Medicijnen zijn niet in alle landen beschikbaar.

Tips & Reacties

Deel je eigen tip over trombose

En maak kans op een cadeaubon ter waarde van € 25!